Medewerkers spoed en intensieve zorg ZNA niet méér blootgesteld aan virus
Privécontacten en collega’s grootste kans op besmetting voor ziekenhuismedewerkers
Om te weten of de organisatie en beschermingsmiddelen tegen covid toereikend zijn, heeft ZNA samen met de Universiteit Antwerpen een grootschalig onderzoek uitgevoerd bij 5200 ZNA-medewerkers (= 77%). Hieruit bleek dat slechts 7,6 procent antistoffen (*) had, nauwelijks meer dan de gemiddeld 6,3 procent bij de algemene bevolking.
Uit verdere analyse van de resultaten blijkt dat medewerkers van de afdelingen spoed en intensieve zorg niet meer dan gemiddeld waren blootgesteld aan het virus. Op covid-afdelingen was dat soms wel het geval. Om dit aan te pakken, heeft ZNA intussen de organisatie en maatregelen op cohort- en bufferafdelingen aangepast.
(*) antistoffen wijzen op een recent doorgemaakte besmetting.
Virus overal op de loer
Het onderzoek leverde twee conclusies op.
- Eerst en vooral zijn niet de contacten met patiënten de belangrijkste bron van besmetting, wel die in de privésfeer en met collega’s (bijvoorbeeld in de kleedkamer en tijdens een pauze).
- Ten tweede spelen ook de specifieke omstandigheden van het contact met een covid-patiënt een rol.
Geen enkel symptoom bij 1 op de 10 medewerkers met antistoffen
Omdat het virus overal op de loer ligt, is het belangrijk dat mensen zich altijd houden aan de zes gouden tips, zowel privé als op het werk. De gouden tips gaan o.a. over de beperking van nauwe contacten, houden van anderhalve meter afstand en regelmatig wassen van de handen.
Dat een op de tien ZNA-medewerkers met antistoffen geen symptomen vertoonde, onderstreept het grote belang hiervan. Niet iedereen die is blootgesteld, heeft antistoffen. Hierdoor zijn de cijfers wellicht een onderschatting.
Duur en aantal contacten speelt belangrijke rol
Daarnaast toont het onderzoek aan dat medewerkers van een covid-afdeling (uitgezonderd spoed en intensieve zorg) vaker antilichamen hebben dan medewerkers van een niet-covid-afdeling. Mogelijke verklaringen zijn het al dan niet bewust zijn van de patiënt, de duur van het contact en het aantal patiënten dat iemand verzorgt.
Dr. Reinout Naesens, microbioloog ZNA:
Zo is de kans op besmetting groter bij een patiënt bij bewustzijn dan bij iemand in coma op intensieve zorg. Patiënten bij bewustzijn hoesten, praten en verplaatsen zich. Hierdoor verspreiden ze meer virusdeeltjes. Ook de duur van het contact met de patiënt speelt mee: op spoed is de blootstelling aan een patiënt korter dan op een verpleegafdeling. Het aantal patiënten dat een arts, verpleger of verpleegster heeft is een laatste factor. Dit is ook een van de redenen waarom ZNA extra personeel heeft ingezet op deze afdelingen. Daarnaast heeft ZNA de beschermingsmiddelen gericht aangepast op basis van het onderzoek.
Vervolgonderzoek
Als vervolg op dit onderzoek analyseert ZNA samen met Universiteit Antwerpen de verschillende soorten afweer bij de zorgverleners. Het gaat o.a. om hoe antistoffen beschermen tegen nieuwe infecties. Daarnaast brengt ZNA in kaart hoeveel Antwerpenaren onbewust het virus dragen. Ook de sterkte van hun besmettelijkheid wordt gemeten.